In het huidige Klimaatakkoord van onze regering staat met geen woord beschreven dat de Nederlandse veestapel moet inkrimpen. Dat is een domme zet, omdat juist hiermee veel winst te behalen valt voor het klimaat. De overheid houdt zichzelf echter voor de gek door belangrijke aspecten los te koppelen van elkaar. De import van veevoer uit Brazilië en het omzetten van Nederlandse veengebieden in weiland voor de koeien, worden bijvoorbeeld niet toegerekend aan de veehouderij. Hierdoor lijkt het alsof de veehouderij niet zo’n grote klimaatimpact heeft.
Onderzoekers van de universiteit van Helsinki hebben onlangs deze aspecten (veevoer en landgebruik) wél meegenomen in het bepalen van de klimaatimpact van vlees en dierlijke producten. En dan zie je al gauw: we moeten alles op alles zetten om het eetpatroon in de westerse wereld te verschuiven van dierlijk naar plantaardig.
Lokaal dierlijk voedsel veel slechter voor klimaat dan geïmporteerd plantaardig voedsel
Het doel van het onderzoek van de universiteit van Helsinki was om een beter systeem te vinden om de CO2-uitstoot van voedsel te bepalen. De onderzoekers keken zowel naar lokale als internationale CO2-uitstoot, door onder andere rekening te houden met transport van voedsel en omzetting van natuur in landbouwgrond (denk aan het kappen van de Amazone voor sojaplantages en het kappen van tropische bossen in Zuidoost-Azië voor palmolie).
Veel mensen denken misschien dat je beter een stuk kaas van een boer in de buurt kan kopen dan een avocado uit Chili of pindakaas die palmolie bevat. Maar die gedachte kan in de prullenbak. Uit het onderzoek blijkt namelijk dat vlees en zuivel een veel grotere klimaatimpact hebben dan geïmporteerd plantaardig voedsel.
De grootste bronnen van CO2-uitstoot door eetpatronen in de EU:
– 30 procent van de uitstoot komt door veranderend landgebruik: het omzetten van natuur naar landbouwgrond. Door deze omzetting wordt de CO2-opnamecapaciteit van land een stuk lager: bomen nemen bijvoorbeeld meer CO2 op dan gras. In Nederland komt dit het meeste voor van alle EU-landen: 43% van de Nederlandse voedselgerelateerde CO2-uitstoot komt door het omzetten van natuur naar landbouwgrond. Veenweiden worden bijvoorbeeld drooggelegd om weilanden te maken voor grazende koeien. Hierbij komt veel CO2-uitstoot vrij die ligt opgeslagen in de veenweiden. Een andere oorzaak van extra CO2-uitstoot is ontbossing in Zuid-Amerika. Die ontbossing is een direct gevolg van de import van soja die als veevoer dient.
– 22 procent komt door de scheten en boeren van koeien en andere herkauwers. Deze bevatten namelijk methaan en lachgas, twee broeikasgassen die vele malen sterker zijn dan CO2.
– 22 procent van de uitstoot komt door de verwerking van de poep die koeien, varkens, kippen en ander vee produceren.
– 14 procent komt door het gebruik van (kunst)mest in de landbouw. De landbouw dient voor een groot deel om veevoer te verbouwen. Als we geen veevoer meer hoefden te verbouwen, zou het gebruik van kunstmest ook afnemen.
– 6 procent komt door het internationale transport dat nodig is om voedsel naar en binnen de EU te transporteren. Denk aan de avocado’s, amandelen, quinoa etcetera. Valt best mee he?
Per voedselproduct is de CO2-uitstoot in de EU als volgt:
1. vlees en eieren 56 procent
2. zuivelproducten 27 procent
3. dranken < 5 procent
4. stimulerende middelen < 5 procent
5. plantaardige oliën < 5 procent
6. granen, rijst en maïs 4 procent
7. groenten, fruit en noten < 3 procent
Werkelijke klimaatimpact: 75 procent hoger!
Dierlijke producten (hierbij is kweekvis overigens niet meegeteld, terwijl hier ook broeikasgassen uit vrijkomen) veroorzaken bij elkaar dus 83 procent van de voedselgerelateerde CO2-uitstoot in de EU. 37 procent van de voedselgerelateerde uitstoot wordt veroorzaakt door veranderend landgebruik. In Nederland ligt dit zelfs nog iets hoger: 43 procent. Veranderend landgebruik is dus belangrijk bij het bepalen van de werkelijke klimaatimpact van dierlijke producten.
De Rijksoverheid stelt dat de veehouderij jaarlijks 19 megaton CO2 uitstoot, wat neerkomt op 10 procent van het totaal aan broeikasgasemissies in Nederland (zie ook paragraaf 2.1 van het rapport van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur). Het gaat hier om de uitstoot van methaan en lachgas door de dieren.
Veranderend landgebruik is hier niet in meegenomen. De 19 megaton CO2 uitstoot vertegenwoordigt dus maar 57 procent van de werkelijke uitstoot. Wanneer we de 43 procent uitstoot van veranderd landgebruik ook in de berekening meenemen komen we uit op een totaal van 33 megaton CO2. De werkelijke uitstoot is dus 75 procent hoger dan de Rijksoverheid zichzelf en ons voorhoudt.
Zoals uit onderstaande figuur duidelijk wordt, staat Nederland in de top vijf van EU-landen die het meeste voedselgerelateerd CO2 uitstoten.
Plantaardig stimuleren ook effectiever dan voedselverspilling tegengaan
De voedselgroep die het meest wordt verspild in de EU zijn granen, groenten en fruit. Van granen wordt tot 25 procent van het voedsel dat huishoudens in de EU binnenkomt weggegooid. Van groenten en fruit 19 procent. Van vlees 11 procent en melk 7 procent. Granen, groenten en fruit stoten echter veel minder CO2 uit dan vlees en melk: ongeveer 7 procent versus 83 procent. Daarom is het voor beleidsmakers en instanties effectiever om de consumptie van dierlijke producten te ontmoedigen dan voedselverspilling.
Het ministerie van LNV maakt van voedselverspilling wel een prioriteit, maar het verkleinen van de veestapel is vooralsnog taboe. Wij hopen dat minister Schouten gauw tot bezinning komt en een verkleining van de veestapel tot prioriteit maakt. We zullen immers wel moeten met de naderende klimaatcrisis.
Bron: Sandstrom, Valin, Krisztin e.a. ‘The role of trade in the greenhouse gas footprints of EU diets’, 2018.